Onderzoek naar het horen van spraak en muziek met een CI

Onlangs promoveerde de Leidse taalkundige Daan van de Velde op zijn onderzoek ‘The processing of Dutch prosody with cochlear implants and vocoder simulations‘.

Van de Velde onderzocht hoe mensen verschillende spraakklanken maken en hoe het gehoor deze klanken van elkaar kan onderscheiden. Het onderzoek is niet alleen relevant voor goed horende sprekers en luisteraars, maar ook voor mensen die met goed horen en luisteren problemen hebben, bijvoorbeeld mensen met een cochleair implantaat (CI).

CI-gebruikers ervaren verschillen met het akoestische mechanisme van het natuurlijk gehoor. Enkele voorbeelden zijn:

  • Veel CI-gebruikers horen aan één kant (een enkel CI) terwijl mensen zonder gehoorproblemen met twee oren horen.
  • CI’s geven frequenties tot ongeveer 7000 Hz door terwijl mensen zonder gehoorproblemen (afhankelijk van de leeftijd) frequenties tot ongeveer 15000 Hz kunnen onderscheiden.
  • CI-gebruikers kunnen effectief ongeveer 8 frequentiebandbreedtes uit elkaar houden, terwijl dat er bij mensen zonder gehoorproblemen enkele tientallen zijn.
  • Mensen zonder gehoorproblemen hebben een intensiteitsbereik van ongeveer 120 dB (alles tussen vallende blaadjes en straaljagers) terwijl dat bij CI-gebruikers grofweg 15 dB is (ze kunnen wel veel verschillende luidheden onderscheiden, maar de verschillen klinken kleiner)
  • CI-gebruikers kunnen overigens erg goed snelle wijzigingen in het geluidssignaal horen. De zogeheten temporele resolutie is hoog.

Deze verschillen leveren voor CI-gebruikers beperkingen op bij het horen van spraak en muziek. Daarbij kunnen we denken aan de volgende zaken:

  • Het is moeilijk om mensen te verstaan als er veel achtergrondlawaai is (daarvoor moet je namelijk de toonhoogtes van verschillende stemmen goed uit elkaar kunnen houden).
  • Sommige spraakklanken zijn lastig van elkaar te onderscheiden, zoals wanneer ze contrasteren in de zogeheten articulatieplaats, zoals verschillende medeklinkers. Andere onderscheiden in klank zijn beter hoorbaar.
  • De melodie van spraak kan lastig te volgen zijn. Dit heet ook wel ‘prosodie’. Met (onder andere) een vorm van prosodie, intonatie, leggen sprekers (onbewust) emotie in hun spraak of geven ze aan wat belangrijke woorden in een zin zijn.
  • De melodie en intensiteit van muziek klinken misschien relatief vlak of elektrisch. Het kan zijn dat verschillende tonen niet als andere toonhoogtes klinken maar als klanken met een verschillende helderheid.
  • Instrumenten zijn misschien moeilijk van elkaar te onderscheiden.
  • Het kan lastig zijn om complexe muziek, waarbij meerdere instrumenten en/of stemmen tegelijk klinken, als zodanig te waarderen
  • Het ritme van de muziek is geen enkel probleem.

Wilt u meer weten over dit interessante onderzoek? Kijk dan op de volgende (Engelstalige) pagina’s: