Hoe werkt een cochleair implantaat?

Een beschadigd binnenoor is vaak de oorzaak van doofheid of ernstig slechthorendheid. In dat geval kan een cochleair implantaat de functie van de zintuigcellen/trilhaartjes overnemen en de intact gebleven gehoorzenuw direct elektrisch stimuleren.

Cochleair implantaat

Een CI bestaat uit een uitwendig en een inwendig deel. Het uitwendige deel, de geluidsprocessor (1) vangt het geluid op en vertaalt het in elektrische signalen. De geluidsprocessor (oorhanger) is met een snoer verbonden aan de zendspoel (2). Die spoel werkt als zender die het signaal door geeft aan het inwendige deel (3). Het inwendige deel vangt het signaal op en geeft het via een draad met elektroden, die door het slakkenhuis loopt (4) door aan de gehoorzenuw.

Tijdens een operatie wordt het inwendig gedeelte geplaatst. Het inwendige gedeelte bestaat uit een ‘draadje’ met verschillende electroden dat gekoppeld is aan een magneet. Het draadje van speciaal materiaal en opbouw: de elektroden-array, wordt aangebracht in het slakkenhuis. In het slakkenhuis liggen de uitlopers van de gehoorzenuw. De elektroden-array ligt tegen de uitlopers van de gehoorzenuw aan en prikkelt de gehoorzenuw met minuscule elektrische pulsjes. De hersenen ervaren deze prikkelingen van de gehoorzenuw als geluid. Het magneet wordt achter het oor onder de hoofdhuid geplaatst.

Het uitwendig gedeelte, de processor, wordt enkele weken na de operatie aangesloten. De microfoon van het uitwendige gedeelte vangt de geluiden op en zendt de informatie naar de spraakprocessor, die het geluidssignaal omzet in elektrische pulsen. Deze pulsen worden via een snoertje overgebracht naar een zendspoel. Deze zendspoel maakt met behulp van een elektromagnetisch veld contact met de ontvanger van het inwendige deel onder de huid van de schedel.

Met een CI kunnen zowel zachte als harde geluiden en spraak worden waargenomen. De kwaliteit van de geluids- en spraakwaarneming is echter anders dan bij goedhorenden. Want duizenden trilhaartjes geven geluid op een andere manier door dan de ongeveer 22 elektroden van het implantaat. Het geluid van een CI wijkt dus logischerwijs af van het geluid dat goedhorende mensen opvangen.

CI dragers, die eerder hebben gehoord, geven aan dat zeker in het begin stemmen ‘metalig’ klinken. De hersenen moeten wennen aan de nieuwe informatie, die via het CI wordt doorgegeven. Na de aansluiting van een CI volgt een revalidatieproces, waarbij je als gebruiker steeds meer went aan nieuwe geluiden en ze leert herkennen. Voor iedereen is dat proces anders!