OPCI enquête 2021

23 januari 2022 (Update 27 januari 2022)

2021

dat het gehoor is aangetast
Ervaringen van mensen met een
Cochleair Implantaat

OPCI

Dataverzamelingsperiode: 1 november – 15 december 2021

U kunt het verslag hieronder lezen of hier downloaden

Het OPCI logo Logo van Onderzoek.nl

OPCI

Onderzoekdoen.nl

Hennie Epping

Jelmer Baken MSc
Jesper Pollmann MSc
Maaike Jonker MSc


Inhoudsopgave

1. Inleiding
2. Achtergrondinformatie
2.1. Leeftijd en geslacht
2.2. Aard en oorzaak van het gehoorverlies
3. Vragen over de implantatie
3.1. Merk implantaat en implantatiecentrum
3.3. Oor van implantatie
3.4. Vervanging processor en implantaat
4. Bilaterale implantatie
5. De revalidatieperiode
6. Tevredenheid, muziekbeleving en gebruik hulpmiddelen
6.1. Tevredenheid met het Cochleair Implantaat
6.2. Tevredenheid over muziekbeleving
6.3. Gebruik hulpmiddelen
7. Werk in relatie met de CI
8. Sociaal functioneren
9. Problemen na de implantatie
9.1. Algemene problemen
9.3. Problemen met uitvallen implantaat
10. Service CI-Centrum
11. Tot slot


1. Inleiding

In opdracht van OPCI heeft Onderzoekdoen.nl een onderzoek uitgevoerd naar de ervaringen van mensen met een
Cochleair Implantaat.

De gegevens voor dit onderzoek zijn verzameld door middel van een online vragenlijst. OPCI heeft deze
vragenlijst op 1 november 2021 verspreid door een link naar de vragenlijst op de website te zetten en op te nemen in de nieuwsbrief. Op 1 december 2021 is wederom een nieuwsbrief gebruikt om de leden te herinneren aan het invullen van
de vragenlijst. Op 15 december is het onderzoek gesloten.

In totaal zijn 588 respondenten begonnen aan de vragenlijst, van wie 483 de vragenlijst ver genoeg (minimaal
het eerste thema ingevuld) hebben ingevuld om meegenomen te worden in de analyse. Bij de verwerking van de gegevens is onderscheid gemaakt tussen personen die voor hun 18e jaar zijn geïmplanteerd (22 personen, verder aangeduid als ‘jeugd’) en personen die 18 jaar of ouder waren ten tijde van de eerste implantatie (411 personen, verder aangeduid als ‘volwassenen’). Dit onderscheid is gemaakt bij benadering, aangezien alleen om een geboortejaar is gevraagd en niet om een geboortemaand- en dag. Er zijn 50 personen die hun leeftijd of het jaar dat zij een implantaat hebben gekregen niet of niet correct hebben ingevuld; zij worden voor de volledigheid als aparte groep getoond (‘onbekend’) en worden in de algemene analyses, waarin geen onderscheid is gemaakt in groepen, wel meegenomen.

Bij de tabellen is aangegeven hoeveel personen de vraag hebben ingevuld, bijvoorbeeld (N=483). Bepaalde
vragen zijn gesteld op basis van een eerder gegeven antwoord, waardoor het aantal respondenten per vraag kan verschillen. De tabellen bij deze zogenaamde ‘vervolgvragen’ hebben een lichtere kleur dan de andere tabellen. Een aantal respondenten is tussentijds gestopt, wat eveneens tot gevolg heeft dat het aantal respondenten per vraag verschilt. De vragenlijst bevatte een aantal vragen waar respondenten meerdere antwoorden konden selecteren, bij deze vragen wordt zowel het aantal respondenten als het totaal aantal gegeven antwoorden getoond. Bij deze vragen kunnen de percentages per antwoord optellen tot 100%.

De percentages in dit onderzoek worden in gehele (afgeronde) getallen getoond. Dit heeft als gevolg dat het voor kan komen dat de percentages van de antwoorden op bepaalde vragen niet exact optellen tot 100%, terwijl dit bij deze vragen wel het geval zou moeten zijn.

Dit onderzoek is in 2010 en 2016 in nagenoeg dezelfde vorm uitgevoerd. Waar in het rapport van 2016 een vergelijking
werd gemaakt met het rapport van 2010, wordt in dit rapport de vergelijking gemaakt tussen 2021 en 2016.

2. Achtergrondinformatie

2.1. Leeftijd en geslacht

Van de 411 respondenten die na hun 18e levensjaar een implantaat hebben gekregen (volwassenen) is 61% vrouw (N=252) en
38% man (N=156). Drie respondenten (1%) gaven aan dit niet te willen zeggen. Van de 22 respondenten die voor hun 18e levensjaar een implantaat hebben gekregen (jeugd) is 55% vrouw (N=12) en 41% man (N=9). Eén respondent (5%) vulde hier ‘Anders’ in.

Tabel 2.1 geeft de leeftijdsverdeling weer van de 411 respondenten in de groep volwassenen. Uit de tabel is onder andere af te lezen dat de gemiddelde huidige leeftijd 66 jaar is en dat men ten tijde van de implantatie gemiddeld 58,8 jaar was. Verder blijkt dat het grootste deel van de groep volwassenen (31%) tussen de 55 en 64 jaar oud was ten tijde van de implantatie.

Tabel 2.1: Leeftijd en implantatieleeftijd van de groep volwassen CI-gebruikers (N=411)

Huidige leeftijd

Leeftijd bij
implantatie

Gemiddelde leeftijd

66,0 jaar

58,8 jaar

18-24 jaar

0%

0%

25-34 jaar

1%

3%

35-44 jaar

4%

10%

45-54 jaar

11%

21%

55-64 jaar

24%

31%

65-74 jaar

38%

27%

75 jaar en ouder

21%

9%

Tabel 2.2 geeft de leeftijdsverdeling weer van de 22 respondenten in de groep jeugd. Uit de tabel is onder andere af te lezen dat de gemiddelde huidige leeftijd 17,6 jaar is en dat men ten tijde van de implantatie gemiddeld 4,8 jaar was. Verder blijkt dat het grootste deel van de groep jeugd (41%) tussen de 0 en 2 jaar oud was ten tijde van de implantatie.

Tabel 2.2: Leeftijd en implantatieleeftijd van de groep jeugdige CI-gebruikers (N=22)

Huidige leeftijd

Leeftijd bij
implantatie

Gemiddelde leeftijd

17,6 jaar

4,8 jaar

0-2 jaar

0%

41%

3-4 jaar

5%

27%

5-10 jaar

18%

14%

11-15 jaar

14%

14%

16 jaar of ouder

64%

5%

Cijfers vorige onderzoek:

De gemiddelde implantatieleeftijd in 2016 was voor de groep volwassenen 57,1 jaar en voor de groep jeugd 5,0 jaar. Bij de groep volwassenen was 57% vrouw en 43% man, bij de groep jeugd was 55% vrouw en 45% man.

 

2.2. Aard en oorzaak van het gehoorverlies

Tabel 2.3 geeft de aard van het gehoorverlies weer. Bij de groep volwassenen komt progressieve (zeer) slechthorendheid het meeste voor (opgeteld 67%), bij de groep jeugd geeft het grootste deel (59%) aan doof geboren te zijn.

Tabel 2.3: Wat is de aard van uw gehoorverlies? (Meerdere antwoorden mogelijk)

Volwassenen (N=411)

Jeugd (N=22)

Onbekend (N=50)

Doof geboren

2%

59%

4%

Zeer slechthorend bij de geboorte

12%

18%

18%

Progressief slechthorend

17%

0%

10%

Progressief zeer slechthorend

50%

18%

56%

Doof

16%

9%

10%

Plots doof

17%

9%

16%

Aantal antwoorden (%)

468 (114%)

25 (114%) 57 (114%)

 

Tabel 2.4 geeft de oorzaak van het gehoorverlies weer. Bij deze vraag waren, net als bij de vorige vraag, meerdere antwoorden mogelijk.


Tabel 2.4: Waardoor is uw gehoor aangetast? (Meerdere antwoorden mogelijk)

Volwassenen (N=411)

Jeugd (N=22)

Onbekend (N=50)

Meningitis

7%

14%

6%

Virusinfectie

5%

9%

2%

Medicijnen

3%

14%

4%

Ongeval

2%

0%

2%

Extreem lawaai

6%

0%

8%

Otosclerose

7%

0%

0%

Anders, namelijk:

77%

68%

88%

Aantal antwoorden (%)

442 (108%)

23 (105%)

55 (110%)

Veruit het grootste deel van de respondenten heeft aangegeven dat het gehoor is aangetast vanwege een andere reden dan een van de aangegeven antwoordopties. Zie tabel 2.4.1 voor een clustering van de gegeven antwoorden bij ‘Anders, namelijk:’.

Tabel 2.4.1: Waardoor is uw gehoor aangetast? (Meerdere antwoorden mogelijk) – Anders, namelijk:

Antwoord

Aantal

Eventuele opmerking

Erfelijk

104

o.a. DFNA9 (26x)

Onbekend

95

Genetisch

27

Problemen bij zwangerschap/geboorte

25

o.a. zuurstofgebrek (9x), rodehond
(6x), rhesusfactor (4x), vroeggeboorte (3x)

Ziekte van Ménière

22

Aangeboren

17

Geleidelijk gehoorverlies

14

Leeftijd/ouderdom

14

Oorontsteking(en)

11

Overig

57

Zaken die minder dan 10x genoemd
zijn

 

3.Vragen over de implantatie

3.1. Merk implantaat en implantatiecentrum

Tabel 3.1 geeft weer welk merk implantaat men heeft. Deze vraag is door 410 respondenten uit de groep volwassenen beantwoord, hiervan is het grootste deel geïmplanteerd met ofwel Cochlear (46%) ofwel Advanced Bionics (42%). Van de 22 respondenten in de groep jeugd heeft het grootste deel een Cochlear (73%).

Tabel 3.1: Wat voor soort implantaat was dit?

Volwassenen (N=410)

Jeugd (N=22)

Onbekend (N=22)

Advanced Bionics

42%

23%

45%

Cochlear

46%

73%

50%

MED EL

9%

5%

5%

Oticon Medical

2%

0%

0%

Anders, namelijk:*

1%

0%

0%

* 1 respondent vulde
“Houze” in, 1 respondent gaf aan nog te wachten op bericht voor de
behandeling en 1 respondent gaf geen toelichting.

Cijfers vorige onderzoek:

In 2016 had slechts 29% van de volwassenen Advanced Bionics, 54% had destijds Cochlear. Bij de jeugd had 79%
destijds een Cochlear. Respondenten konden destijds niet kiezen voor de optie ‘Oticon Medical’.

Respondenten is gevraagd waar ze het implantaat hebben laten aanbrengen. Tabel 3.2 geeft per implantatiecentrum weer welke merken zijn geïmplanteerd. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat de meeste respondenten (20%) in Leiden is geïmplanteerd, en dat daar voornamelijk werd geïmplanteerd met Advanced Bionics (87%).

Tabel 3.2: Merk implantaat per implantatiecentrum (‘Waarheeft u het implantaat laten aanbrengen?’)

Implantatiecentrum (%)

Advanced Bionics

Cochlear

MED EL

Oticon Medical

Anders, namelijk:

Amsterdam VU (6%)

48%

52%

0%

0%

0%

Amsterdam AMC (5%)

32%

68%

0%

0%

0%

Groningen (7%)

18%

79%

3%

0%

0%

Leiden (20%)

87%

13%

0%

0%

0%

Maastricht (15%)

40%

44%

16%

0%

0%

Nijmegen (16%)

28%

64%

1%

5%

1%

Rotterdam (7%)

21%

70%

3%

6%

0%

Utrecht (13%)

26%

51%

20%

2%

2%

België (9%)

25%

43%

30%

3%

0%

Duitsland (0%)

0%

0%

0%

0%

100%

Ergens anders, namelijk: (2%)

20%

40%

20%

0%

20%

Zie figuur 1 op de volgende pagina voor een grafische weergave van tabel 3.2.

 

Aantal deelnemers en merk implantaat per CI-centrum

Tabel 3.3 geeft weer wat de belangrijkste reden was voor de keuze van het implantatiecentrum.

Tabel 3.3: Wat was voor u de belangrijkste reden om voor dit ziekenhuis te kiezen?

Aantal (N=458)

Percentage

Geografische ligging ziekenhuis (dichtbij uw
woonplaats)

212

46%

Ik had vertrouwen in de arts die hier werkt

89

19%

Het revalidatieprogramma

36

8%

Een andere reden, namelijk:

121

26%

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de belangrijkste reden om voor een ziekenhuis te kiezen de geografische ligging is (46%). Daarnaast kozen 121 respondenten (26%) de optie ‘Een andere reden, namelijk:’. Zie tabel 3.3.1 voor een clustering van de gegeven antwoorden bij ‘Een andere reden, namelijk:’. De belangrijkste reden die in deze open antwoorden wordt genoemd is dat men is doorverwezen of geadviseerd door een arts of audioloog.

Tabel 3.3.1: Wat was voor u de belangrijkste reden om voor dit ziekenhuis te kiezen? – Een andere reden, namelijk:

Antwoord

Aantal

Eventuele opmerking

Doorverwezen/geadviseerd door arts/audioloog

30

Was er al patiënt (geweest)

19

Korte wachtlijst/wachttijd

11

Er was (vroeger) weinig/geen keuze

9

Goede referenties

7

Doe/deed mee aan proef/onderzoek

7

Makkelijk te bereiken

6

Had samenwerking met waar ik behandeld werd

6

Overig

31

Zaken die minder dan 5x genoemd
zijn

3.2. Oor van implantatie

Tabel 3.4 geeft weer op welk oor men is geïmplanteerd. Opvallend is dat maar liefst 60% van de respondenten die in hun jeugd is geïmplanteerd, dit niet weet.

Tabel 3.4: Op welk oor bent u geïmplanteerd?

Volwassenen (N=407)

Jeugd (N=20)

Onbekend (N=22)

Mijn beste oor

24%

10%

18%

Mijn slechtste oor

67%

30%

82%

Weet ik niet

9%

60%

0%

Cijfers vorige onderzoek:

In 2016 was 68% van de groep volwassenen en 44% van de groep jeugd op het slechtste oor geïmplanteerd. Destijds wist 37% van de groep jeugd niet of ze op hun beste of slechtste oor waren geïmplanteerd.

Tabel 3.5 geeft per centrum weer op welk oor men is geïmplanteerd. Opvallend is dat in Rotterdam relatief veel respondenten op hun beste oor zijn geïmplanteerd.

Tabel 3.5: Geïmplanteerd oor per implantatiecentrum (‘Waar heeft u het implantaat laten aanbrengen?’)

Implantatiecentrum (%)

Beste oor

Slechtste oor

Weet ik niet

Amsterdam VU (N=25)

36%

56%

8%

Amsterdam AMC (N=22)

14%

68%

18%

Groningen (N=33)

27%

64%

9%

Leiden (N=90)

17%

72%

11%

Maastricht (N=70)

14%

74%

11%

Nijmegen (N=72)

17%

72%

11%

Rotterdam (N=32)

50%

41%

9%

Utrecht (N=60)

37%

50%

13%

België (N=40)

18%

75%

8%

Duitsland (N=0)

0%

0%

0%

Ergens anders, namelijk: (N=5)

20%

80%

0%

Tabel 3.6 geeft het antwoord weer op de vraag of men voldoende inspraak heeft gehad bij de keuze van het oor. De meeste respondenten geven aan voldoende inspraak te hebben gehad, al is dit percentage bij de groep jeugd relatief laag (50%). De oorzaak hiervan kan zijn dat personen die onder de 18 zijn dit niet zelf mogen beslissen, maar dat een ouder en/of arts hierover beslist.

Tabel 3.6: Heeft u voldoende inspraak gehad bij de keuze op welk oor u werd geïmplanteerd?

Volwassenen (N=406)

Jeugd (N=20)

Onbekend (N=22)

Ja, voldoende

92%

50%

95%

Nee, onvoldoende

4%

10%

0%

Weet ik niet

4%

40%

5%

Tabel 3.7 geeft weer of er sprake was van een restgehoorbesparende implantatie, en of voldoende was aangegeven dat dit zou verminderen. Bij de meeste respondenten in de groep volwassenen was hier sprake van maar was dit ook voldoende aangegeven. De helft van de groep jeugd geeft aan dit niet te weten.

Tabel 3.7: Was er sprake van restgehoorbesparende implantatie, en is er aangegeven dat dat zou verminderen?

Volwassenen (N=406)

Jeugd (N=20)

Onbekend (N=22)

Ja, en dit was voldoende aangegeven

47%

30%

41%

Ja, maar dit was onvoldoende aangegeven

2%

0%

5%

Nee, maar dit was wel aangegeven

26%

20%

32%

Nee, en dit was ook niet voldoende aangegeven

9%

0%

0%

Weet ik niet

16%

50%

23%

Respondenten kregen de mogelijkheid om hun antwoord op deze vraag toe te lichten (niet verplicht). In totaal hebben 136 respondenten een toelichting gegeven.

Tabel 3.8 geeft weer op welke wijze de processor van energie wordt voorzien. Bij de meeste respondenten gebeurt dit door middel van oplaadbare accu’s, al dan niet samen met een knoopcelbatterij.

Tabel 3.8: Op welke wijze wordt de processor (van uw huidige implantaat) van energie voorzien?

Volwassenen (N=405)

Jeugd (N=19)

Onbekend (N=22)

Knoopcelbatterijen

5%

0%

0%

Oplaadbare accu's

69%

74%

91%

Beide mogelijkheden

26%

26%

9%

3.3. Vervanging processor en implantaat

De respondenten is gevraagd of de processor al is vervangen door een nieuw model. 59% gaf aan dat dit het geval is (volwassenen 58%, jeugd 89%). Aan hen is gevraagd na hoeveel jaar de processor is vervangen. De antwoorden op deze open vraag zijn gecategoriseerd. Het grootste gedeelte (68%) gaf aan dat dit na 5 jaar of minder is gebeurd. Zie tabel 3.9 voor de antwoorden op deze vragen.

Tabel 3.9: Is uw processor al vervangen door een nieuw model?

Volwassenen (N=405)

Jeugd (N=19)

Onbekend (N=22)

Nee

42%

11%

32%

Ja, vul a.u.b. in na hoeveel jaar u vervangen:

 processor is

58%

89%

68%

- 5 jaar of minder:

86%

- 5-7 jaar:

10%

- 7-10 jaar:

1%

- Meer dan 10 jaar:

1%

- Verschilt per keer:

2%

Cijfers vorige onderzoek:

In 2016 was bij 43% van de volwassenen en 69% van de jeugd de processor vervangen.

Aan de respondenten die hebben aangegeven dat de processor is vervangen, is gevraagd of er bij de vervanging is uitgelegd dat de eventuele reparatiekosten bij het gebruik van de oude processor (als reserve) voor eigen rekening zijn. In totaal geeft 37% van de respondenten aan dat dit het geval is geweest, terwijl 63% aangeeft dat dit niet is uitgelegd.

Tabel 3.10 geeft weer of respondenten een herimplantatie hebben ondergaan. Dit is het geval voor 7% van de groep volwassenen en 16% van de groep jeugd.

Tabel 3.10: Heeft u een herimplantatie ondergaan?

Volwassenen (N=404)

Jeugd (N=19)

Onbekend (N=22)

Ja

7%

16%

0%

Nee

93%

84%

100%

Tabel 3.11 geeft weer of respondenten naast het implantaat een hoortoestel op het andere oor gebruiken. Dit is het geval voor 51% van de groep volwassenen en 16% van de groep jeugd.

Tabel 3.11: Gebruikt u naast het implantaat een hoortoestel op het andere oor?

Volwassenen (N=404)

Jeugd (N=19)

Onbekend (N=22)

Ja

51%

16%

50%

Nee

49%

84%

50%

Cijfers vorige onderzoek:

In 2016 had 5% van de groep volwassenen en 10% van de groep jeugd een herimplantatie ondergaan. Verder gebruikte 48% van de groep volwassenen en 14% van de groep jeugd een hoortoestel op het andere oor.

4.  Bilaterale implantatie

Tabel 4.1 geeft weer of men bilateraal is geïmplanteerd en in hoeveel operaties dit is gebeurd. In totaal is slechts 7% van de groep volwassenen en maar liefst 58% van de groep jeugd bilateraal geïmplanteerd.

 

Tabel 4.1: Bent u bilateraal (tweezijdig) geïmplanteerd? 

 

Volwassenen (N=404)

Jeugd (N=19)

Onbekend (N=22)

Ja, in één operatie

2%

21%

0%

Ja, in twee operaties

5%

37%

9%

Nee

92%

42%

91%

 

Aan de respondenten die bilateraal zijn geïmplanteerd zijn een aantal vervolgvragen gesteld. Deze worden in de tabel 4.1.1 tot en met 4.1.5 getoond.

Tabel 4.1.1: Welk merk implantaat was dit? 

 

Volwassenen (N=27)

Jeugd (N=11)

Onbekend (N=2)

Cochlear

37%

55%

0%

MED EL

15%

9%

0%

Advanced Bionics

37%

36%

100%

Oticon Medical:

11%

0%

0%

Tabel 4.1.2: Waar heeft u het tweede implantaat laten aanbrengen? (Niet verplicht)

                                                                                                       Volwassenen

(N=28)

Jeugd (N=11)

Onbekend (N=1)

Nederland                                                                                             64%

73%

100%

Buitenland, namelijk: *                                                                        36%

27%

0%

  * Alle respondenten
die deze optie kozen gaven aan dat dit in België was.

 

Tabel 4.1.3: Op wiens kosten heeft u dit laten doen?

                                                                                                       Volwassenen

(N=27)

Jeugd (N=11)

Onbekend (N=2)

Eigen middelen / zelf betaald                                                             41%

27%

50%

Ziektekostenverzekering                                                                     59%

73%

50%

 

Tabel 4.1.4: Bent u tevreden over het resultaat van bilateraal horen?

                                                                                                       Volwassenen

(N=27)

Jeugd (N=11)

Onbekend (N=2)

Ja                                                                                                           96%

82%

0%

Nee                                                                                                         4%

18%

100%

 

Tabel 4.1.5: Zou u bilaterale implantatie aanbevelen aan anderen?

 

Volwassenen (N=27)

Jeugd (N=11)

Onbekend (N=2)

Ja

74%

82%

100%

Waarschijnlijk wel

26%

0%

0%

Waarschijnlijk niet

0%

18%

0%

         

Aan de respondenten die hebben aangegeven bilateraal geïmplanteerd te zijn, is ook gevraagd in welk jaar en welke maand dit geweest is. Op basis hiervan kan berekend worden hoeveel jaar dit na de eerste implantatie is geweest. Gemiddeld is dit 4,8 jaar later geweest.

Tot slot konden respondenten als ze dat wilden een toelichting geven op de vragen over het tweede implantaat. In totaal hebben 26 mensen dit gedaan.

         

5. De revalidatieperiode

Tabel 5.1 t/m 5.4 geven de beantwoording weer op de vragen over de revalidatieperiode. Uit tabel 5.1 blijkt dat het voor slechts 32% van de groep volwassenen en 26% van de groep jeugd van tevoren voldoende bekend was dat er grote verschillen zijn tussen de revalidatieprogramma’s bij de verschillende CI-centra. Uit tabel 5.2 blijkt wel dat de revalidatieprogramma’s als geheel in het algemeen goed bevallen (volwassenen 86%, jeugd 84%). Tabel 5.3 geeft weer dat met drie op de vier respondenten die als volwassene is geïmplanteerd het gebruik van hulpmiddelen is besproken of geoefend (75%), terwijl dit bij de groep jeugd slechts 44% is.
Tot slot geeft tabel 5.4 weer dat 67% van de groep volwassenen aangeeft dat het revalidatieprogramma na afloop met ze is geëvalueerd, terwijl dit met slechts 33% van de groep jeugd is gebeurd. Bij de cijfers van de groep jeugd moet wel de kanttekening gemaakt worden dat contact vaak met de ouder(s) zal zijn verlopen en niet met de respondent zelf, waardoor de percentages in tabel 5.3 en 5.4 relatief laag zijn.

 

Tabel 5.1: Was het u van tevoren bekend dat er grote verschillen zijn tussen de revalidatieprogramma’s bij de verschillende CI-centra? 

 

Volwassenen (N=400)

Jeugd (N=19)

Onbekend (N=22)

Ja, voldoende

32%

26%

50%

Nee, onvoldoende

40%

32%

27%

Weet ik niet

29%

42%

23%

 

Tabel 5.2: Hoe is het revalidatieprogramma als geheel u bevallen?

                                                                                                       Volwassenen

(N=397)

Jeugd (N=19)

Onbekend (N=22)

Goed                                                                                                      86%

84%

91%

Matig                                                                                                     11%

16%

9%

Slecht                                                                                                      3%

0%

0%

 

Tabel 5.3: Is het gebruik van hulpmiddelen met u besproken of geoefend (bijvoorbeeld telefoneren of het gebruik van ringleiding)? 

 

Volwassenen (N=397)

Jeugd (N=18)

Onbekend (N=22)

Ja, voldoende

75%

44%

68%

Nee, onvoldoende

25%

56%

32%

 

Tabel 5.4: Is het revalidatieprogramma na afloop met u geëvalueerd?

 

Volwassenen (N=397)

Jeugd (N=18)

Onbekend (N=22)

Ja, voldoende

67%

33%

68%

Nee, onvoldoende

18%

17%

14%

Weet ik niet

14%

50%

18%

 

Respondenten kregen de mogelijkheid om hun antwoord op deze vragen toe te lichten (niet verplicht). In totaal hebben 121 respondenten een toelichting gegeven.  

6. Tevredenheid, muziekbeleving en gebruik hulpmiddelen

6.1. Tevredenheid met het Cochleair Implantaat

Tabel 6.1 t/m 6.4 geven de beantwoording weer op de vragen over de tevredenheid met het Cochleair Implantaat. Het grootste deel van de respondenten is tevreden tot zeer tevreden over het CI en zou dit een ander ook aanraden. Ook zijn de respondenten over het algemeen tevreden over het spraakverstaan in het dagelijks leven, maar relatief ontevreden over het spraakverstaan in een lawaaiige omgeving/situatie.

 

Tabel 6.1: Bent u tevreden of ontevreden over uw CI?

 

Volwassenen (N=394)

Jeugd (N=18)

Onbekend (N=20)

Zeer tevreden

51%

67%

30%

Tevreden

35%

33%

50%

Niet tevreden, niet ontevreden

11%

0%

20%

Ontevreden

2%

0%

0%

Zeer ontevreden

1%

0%

0%

 

Tabel 6.2: Zou een ander een CI aanraden? 

 

Volwassenen (N=392)

Jeugd (N=18)

Onbekend (N=20)

Ja

90%

94%

100%

Nee

10%

6%

0%

Na de vraag ‘Zou u een ander een CI aanraden?’ kregen respondenten de mogelijkheid hun antwoord toe te lichten. 163 respondenten hebben een toelichting gegeven.

Tabel 6.3: Bent u tevreden met spraakverstaan in het dagelijks leven?

 

Volwassenen (N=391)

Jeugd (N=18)

Onbekend (N=20)

Ja

85%

78%

80%

Nee

15%

22%

20%

 

Tabel 6.4: Bent u tevreden met spraakverstaan in een lawaaiige omgeving/situatie? 

 

Volwassenen (N=392)

Jeugd (N=18)

Onbekend (N=22)

Ja

31%

39%

5%

Nee

69%

61%

95%

 

Cijfers vorige onderzoek: In 2016 was 57% van de groep volwassenen en 66% van de groep jeugd ‘zeer tevreden’ over het CI. Van de groep volwassenen was 35% ‘tevreden en van de groep jeugd 28%. Destijds zou 86% (beide groepen) een ander een CI aanraden. Verder was 90% van de groep volwassenen en 97% van de groep jeugd tevreden met spraakverstaan in het dagelijks leven, en was 30% van de groep volwassenen en 39% van de groep jeugd tevreden met spraakverstaan in een lawaaiige omgeving/situatie.

             

6.2. Tevredenheid over muziekbeleving

Tabel 6.5 t/m 6.7 geven de beantwoording weer op de vragen over de tevredenheid over muziekbeleving. Uit tabel 6.5 blijkt dat slechts 46% van de groep volwassenen vindt dat muziek aangenaam klinkt, terwijl 89% van de groep jeugd dit vindt. De groep jeugd vindt ook meer dat het luisteren naar muziek bijdraagt aan hun levensvreugde (78%) dan de groep volwassenen (63%), zo blijkt uit tabel 6.6. Tot slot geeft tabel 6.7 weer dat 37% van de groep volwassenen en 22% van de groep jeugd de mogelijkheid heeft om het luisteren van muziek te trainen. Zij konden aangeven op welke manier ze dit doen, zie tabel 6.7.1 voor een clustering van de gegeven antwoorden op deze vraag. Hieruit blijkt dat respondenten voornamelijk oefenen door veel naar muziek te luisteren, waarbij een relatief veel respondenten specifieke manieren zoals Spotify of YouTube noemden om naar muziek te luisteren.

 

Tabel 6.5: Klinkt muziek aangenaam? 

Volwassenen (N=392)

Jeugd (N=18)

Onbekend (N=20)

Ja                                                                                                           46%

89%

40%

Nee                                                                                                        54%

11%

60%

 

Tabel 6.6: Draagt het luisteren
naar muziek bij aan uw levensvreugde? 

                                                                                                       Volwassenen

(N=390)

Jeugd (N=18)

Onbekend (N=20)

Ja                                                                                                           63%

78%

65%

Nee                                                                                                        37%

22%

35%

 

Tabel 6.7: Heeft u de mogelijkheid
om het beluisteren van muziek te trainen?

 

Volwassenen (N=389)

Jeugd (N=18)

Onbekend (N=20)

Nee

63%

78%

75%

Ja, namelijk door:

37%

22%

25%

:

Tabel 6.7.1: Heeft u de mogelijkheid om het beluisteren van muziek te trainen? – Ja, namelijk door:

Antwoord

Aantal

Eventuele opmerking

... te luisteren via:

56

O.a. Spotify (11x) en YouTube (8x)

... veel muziek te luisteren

24

 

… hulpmiddelen

19

O.a. Streamer (8x)

... (oefen)programma van de leverancier

18

 

... cursus/training volgen

16

 

... bekende/herkenbare muziek te luisteren

9

 

... zelf muziek te maken

7

 

... teksten te leren / erbij te houden

6

 

Overig

31

Zaken die minder dan 5x genoemd
zijn

 

Cijfers vorige onderzoek: In 2016 gaf 50% van de groep volwassenen en 83% van de groep jeugd aan dat muziek aangenaam klinkt.   

6.3. Gebruik hulpmiddelen

Tabel 6.8 t/m 6.11 geven de beantwoording weer op de vragen over het gebruik van hulpmiddelen.

 

Tabel 6.8: Gebruikt u hulpmiddelen om spraak beter te verstaan of te begrijpen? (Meerdere antwoorden mogelijk) 

 

Volwassenen (N=385)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Nee, ik gebruik geen hulpmiddelen

23%

29%

40%

Ja, ringleiding

35%

12%

25%

Ja, spraakafzien

49%

41%

40%

Nederlands met ondersteunende gebaren / Nederlandse Gebarentaal

10%

29%

10%

Andere accessoires, namelijk:

44%

65%

25%

Aantal antwoorden (%)

621 (161%)

30 (176%)

28 (140%)

 

Uit tabel 6.8 blijkt dat ‘spraakafzien’ (in het vorige onderzoek ‘liplezen’ genoemd) het meest gebruikte hulpmiddel is (groep volwassenen 49%, groep jeugd 41%). Verder geeft een groot deel van de respondenten aan andere accessoires te gebruiken, waarna ze konden toelichten om welk(e) accessoire(s) het gaat. Zie tabel 6.8.1 voor een clustering van deze antwoorden.

 

Tabel 6.8.1: Gebruikt u hulpmiddelen om spraak beter te verstaan of te begrijpen? (Meerdere antwoorden mogelijk) – Andere accessoires, namelijk:

Antwoord

Aantal

Eventuele opmerking

Roger / Soloapparatuur

84

O.a. Roger Pen (30x) en Roger Select (21x)

Microfoon(s)

44

O.a. Mini Mic (32x)

(TV) Streamer

19

 

Compilot

14

 

Telefoonclip

11

 

Bluetooth

8

 

Ondertiteling

7

 

TV Link / Connect

5

 

Overig

44

Zaken die minder dan 5x genoemd
zijn

 

Uit tabel 6.9 blijkt dat de meerderheid van de groep volwassenen (61%) gebruik maakt van ringleiding als deze aanwezig is in theaters, openbare gebouwen en aula’s, terwijl slechts 12% van de groep jeugd hier gebruik van maakt.

 

Tabel 6.9: Maakt u in theaters, openbare gebouwen en aula’s gebruik van de ringleiding als deze aanwezig is? 

 

Volwassenen (N=386)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Ja

61%

12%

60%

Nee

39%

88%

40%

 

Cijfers vorige onderzoek: In 2016 gebruikte 65% van de groep volwassenen en 36% van de jongeren ringleiding in theaters, openbare gebouwen en aula’s.  


Tabel 6.10: Kunt u praatprogramma’s op radio en televisie volgen? (Meerdere antwoorden mogelijk)

 

Volwassenen (N=386)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Nee

11%

12%

5%

Ja, zonder hulpmiddelen

15%

41%

20%

Ja, met ondertiteling op televisie

73%

59%

65%

Ja, met gebruik van solo-apparatuur

34%

24%

20%

Ja, op een andere manier, namelijk:

14%

6%

0%

Aantal antwoorden (%)

563 (146%)

24 (141%)

22 (110%)

Uit tabel 6.10 blijkt dat het grootste deel van de groep volwassenen (73%) en de groep jeugd (59%) praatprogramma’s op televisie kan volgen met behulp van ondertiteling. Bij de groep jeugd geeft zelfs 41% aan praatprogramma’s op radio en televisie te kunnen volgen zonder hulpmiddelen. Verder geeft een klein deel van de respondenten aan dit op een andere manier te volgen, waarna ze vervolgens konden toelichten op welke manier. Zie tabel 6.10.1 voor een clustering van deze antwoorden.

 

Tabel 6.10.1: Kunt u praatprogramma’s op radio en televisie volgen? (Meerdere antwoorden mogelijk) – Ja, op een andere manier, namelijk:

Antwoord

Aantal      Eventuele
opmerking

Ringleiding

20                

TV streamer

10                

Bluetooth

6                  

Overig

25              Zaken die minder
dan 5x genoemd zijn

 

Tabel 6.11: Gebruikt u een of meer van de volgende hulp middelen? (Meerdere antwoorden
mogelijk)

 

                                                                                                       Volwassenen

(N=384)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Lichtflitser op bel en/of telefoon
en/of brandalarm                         55%

47%

50%

Trilwekker                                                                                             67%

88%

60%

Solo-apparatuur                                                                                   41%

53%

40%

Een ander hulpmiddel, namelijk:                                                        23%

6%

10%

Aantal antwoorden (%)                                                                712
(185%)

33 (194%)

32 (160%)

 Uit tabel 6.11 blijkt dat de drie gegeven hulpmiddelen allemaal relatief veel gebruikt worden. In totaal gaven 91 respondenten aan een of meerdere andere hulpmiddelen te gebruiken, waaronder zich 31 respondenten bevonden die deze optie kozen om aan te geven dat ze geen hulpmiddelen gebruiken. Zie tabel 6.11.1 voor een clustering van deze antwoorden.

 

Tabel 6.11.1: Gebruikt u een of meer van de volgende hulpmiddelen? (Meerdere antwoorden mogelijk) – Een ander hulpmiddel, namelijk:

Antwoord

Aantal

Eventuele opmerking

Microfoon

13

O.a. 11x Mini Mic

Roger / Phonak

6

 

Compleet (wek/waak-)systeem

4

 

TV Streamer

4

 

Ringleiding

4

 

Overig

31

Zaken die minder dan 3x genoemd
zijn

Geen

31

 

7.  Werk in relatie met de CI

In tabel 7.1 is te zien hoeveel procent van de respondenten een betaalde baan hebben. Deze respondenten kregen vervolgens een aantal vervolgvragen voorgelegd, waarvan de antwoorden in tabel 7.1.1 en tabel 7.1.2 worden getoond.

 

Tabel 7.1: Heeft u een betaalde baan? 

 

Volwassenen (N=383)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Ja

29%

24%

20%

Nee

71%

76%

80%

 

Tabel 7.1.1: Hoe lang duurde de
revalidatie?

 

Volwassenen (N=110)

Jeugd (N=4)

Onbekend (N=4)

0 tot 2 maanden

26%

25%

50%

3 tot 4 maanden

28%

25%

50%

5 tot 6 maanden

22%

25%

0%

7 tot 12 maanden

16%

0%

0%

Langer dan een jaar

7%

25%

0%

 

Uit tabel 7.1.1 blijkt dat de lengte van de revalidatie zeer verschillend is per respondent. Positief is dat het bij slechts 7% van de groep volwassenen meer dan een jaar duurde.

De respondenten met een betaalde baan kregen ook de vraag in welke mate hun CI tot veranderingen in hun werk heeft geleid. Dit konden ze aangeven voor zes verschillende zaken. Zie tabel 7.1.2 voor een overzicht van deze antwoorden. Over het algemeen blijkt uit deze tabel dat de CI voor de meeste respondenten tot verbeteringen of in ieder geval geen verslechteringen heeft geleid.

 

Tabel 7.1.2: In welke mate heeft uw CI tot veranderingen in uw werk geleid? Vul dit alstublieft in betreffende de volgende zaken:

 

Veel minder

Minder

Gelijk

Beter

Veel beter

Functieniveau (N=118)

1%

4%

57%

21%

16%

Zelfstandigheid in de functie
(N=117)

0%

2%

47%

32%

19%

Verantwoordelijkheid (N=117)

1%

7%

60%

21%

11%

Toekomstperspectief/promotiekansen N=117)

4%

5%

62%

13%

16%

Contact met collega’s (N=117)

3%

3%

32%

36%

26%

Contact met klanten/derden (N=117)

3%

7%

38%

33%

19%

Respondenten kregen de mogelijkheid om hun antwoord op deze vragen toe te lichten (niet verplicht). In totaal hebben 40 respondenten een toelichting gegeven.

8. Sociaal functioneren

Aan de respondenten is gevraagd hoe ze in verschillende situaties functioneren met hun CI in vergelijking met de situatie toen ze nog niet over een CI beschikten. Tabel 8.1 t/m tabel 8.5 geven per situatie weer hoe elke groep deze vraag beantwoord heeft. Over het algemeen blijkt uit deze tabellen dat de CI voor de meeste respondenten tot verbeteringen of in ieder geval geen verslechteringen in het functioneren heeft geleid.

 

Tabel 8.1: Thuissituatie 

 

Volwassenen (N=378)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Minder

4%

12%

0%

Gelijk

10%

0%

15%

Beter

30%

12%

35%

Veel beter

29%

6%

10%

Zeer veel beter

25%

41%

35%

N.v.t.

2%

29%

5%

 

Tabel 8.2: Sociale contacten met familie, vrienden, clubgenoten

 

Volwassenen (N=378)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Minder

9%

12%

10%

Gelijk

10%

6%

10%

Beter

35%

6%

40%

Veel beter

29%

0%

20%

Zeer veel beter

15%

47%

20%

N.v.t.

2%

29%

0%

 

Tabel 8.3: Maatschappelijke betrokkenheid (vrijwilligerswerk, kerkelijk werk, verenigingswerk)

 

Volwassenen (N=378)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Minder

10%

12%

15%

Gelijk

15%

0%

5%

Beter

23%

6%

25%

Veel beter

17%

6%

15%

Zeer veel beter

10%

18%

15%

N.v.t.

24%

59%

25%

 

Tabel 8.4: Culturele activiteiten (theaterbezoek, film, concerten)

 

Volwassenen (N=378)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Minder

14%

12%

25%

Gelijk

16%

0%

5%

Beter

25%

12%

35%

Veel beter

13%

18%

10%

Zeer veel beter

9%

24%

5%

N.v.t.

23%

35%

20%

Tabel 8.5: Kwaliteit van leven

 

Volwassenen (N=378)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Minder

6%

6%

10%

Gelijk

11%

6%

5%

Beter

27%

12%

40%

Veel beter

28%

6%

10%

Zeer veel beter

26%

35%

35%

N.v.t.

2%

35%

0%

 

Ook is gevraagd of men in vergelijking met voorafgaand aan de implantatie minder of meer vermoeid is wanneer men moet luisteren/horen. Uit tabel 8.6 blijkt dat de meeste respondenten minder vermoeid zijn of dat het gelijk is gebleven, al geeft ook (opgeteld) 24% van de groep volwassenen en 41% van de groep jeugd aan dat ze
juist (veel) meer vermoeid zijn in vergelijking met voor de implantatie.

 

Tabel 8.6: Bent u in vergelijking met voor de implantatie minder of meer vermoeid wanneer u moet luisteren/horen?

 

Volwassenen (N=378)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Veel minder vermoeid

17%

6%

10%

Minder vermoeid

33%

12%

35%

Gelijk gebleven

26%

41%

35%

Meer vermoeid

20%

29%

20%

Veel meer vermoeid

4%

12%

0%

 

Verder is gevraagd of men kan telefoneren met het CI. Uit tabel 8.7 blijkt dat de meeste respondenten uit de groep volwassenen (opgeteld 79%) en de groep jeugd (opgeteld 88%) kunnen telefoneren met hun CI, al geeft respectievelijk 22% en 24% uit die groepen aan dat een echt gesprek niet mogelijk is.

 

Tabel 8.7: Kunt u telefoneren met uw CI?

 

Volwassenen (N=378)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Nee

21%

12%

25%

Ja, bekenden zijn verstaanbaar maar
een echt gesprek is niet mogelijk

22%

24%

20%

Ja, gesprek met bekenden is mogelijk

23%

18%

30%

Ja, dit is mogelijk met vrijwel iedereen

34%

47%

25%

 

Respondenten kregen de mogelijkheid om hun antwoorden op deze vragen toe te lichten (niet verplicht). In totaal hebben 175 respondenten een toelichting gegeven.

9. Problemen na de implantatie

9.1. Algemene problemen

In tabel 9.1 is af te lezen of respondenten problemen hebben ondervonden na de implantatie en zo ja, welke problemen dit waren. Uit deze tabel blijkt dat 68% van de groep volwassenen en 47% van de groep jeugd geen problemen heeft ondervonden.

 

Tabel 9.1: Heeft u problemen ondervonden nadat uw CI was geïmplanteerd?

 

Volwassenen (N=378)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Geen problemen

68%

47%

80%

Lichamelijke problemen

10%

12%

5%

Psychische problemen

4%

18%

5%

Problemen bij de revalidatie

4%

6%

5%

Andere problemen

14%

18%

5%

 

Respondenten kregen de mogelijkheid om hun antwoord op deze vraag toe te lichten (niet verplicht). In totaal hebben 135 respondenten een toelichting gegeven.

9.2. Problemen met de processor

In tabel 9.2 is af te lezen of respondenten problemen ervaren met het vastzetten van de processor achter hun oor. Uit deze tabel blijkt dat 78% van de groep volwassenen en 59% van de groep jeugd geen problemen ervaart. 9% van de groep volwassenen en 12% van de groep jeugd ervaart problemen die niet op te lossen zijn door middel van een oorstukje in de oorschelp.

 

Tabel 9.2: Heeft u problemen met het vastzetten van de processor achter uw oor? En zo ja, kunt u dit oplossen d.m.v. een oorstukje in de oorschelp?

 

Volwassenen (N=378)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Geen problemen

78%

59%

80%

Wel problemen, maar ik kan wel dit oplossen d.m.v.

een oorstukje in oorschelp

13%

29%

10%

Wel problemen, ik kan dit niet oplossen d.m.v. een
oorstukje in oorschelp

9%

12%

10%

 

Respondenten kregen de mogelijkheid om hun antwoord op deze vraag toe te lichten (niet verplicht). In totaal hebben 95 respondenten een toelichting gegeven.   

Tabel 9.3 geeft weer of de kabel naar de zendspoel wel eens is gebroken. Dit is bij (opgeteld) 44% van de groep volwassenen en 65% van de groep jeugd het geval.

 Tabel 9.3: Is de kabel naar de zendspoel wel eens gebroken?

 

Volwassenen (N=377)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Nee

56%

35%

50%

Ja dit is 1 keer gebeurd

17%

12%

20%

Ja dit is 2 keer gebeurd

10%

18%

5%

Ja dit is meer dan 2 keer gebeurd

16%

35%

25%

 

In tabel 9.4 is te zien bij hoeveel procent van de respondenten de processor wel eens is uitgevallen. Deze respondenten kregen vervolgens een aantal vervolgvragen voorgelegd, waarvan de antwoorden in tabel 9.4.1 tot en met en tabel 9.4.5 worden getoond.

 Tabel 9.4: Is de processor wel eens uitgevallen?

                                                                                                       Volwassenen

(N=377)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Ja                                                                                                           28%

53%

20%

Nee                                                                                                        72%

47%

80%

 

Tabel 9.4.1: Hoe vaak is de processor uitgevallen?

                                                                                                       Volwassenen

(N=102)

Jeugd (N=9)

Onbekend (N=4)

Dit is 1 keer gebeurd                                                                            47%

22%

50%

Dit is 2 keer gebeurd                                                                            18%

11%

0%

Dit is vaker dan 2 keer gebeurd                                                          35%

67%

50%

 

Tabel 9.4.2: Wat was de oorzaak van het uitvallen van de processor?

 

Volwassenen (N=102)

Jeugd (N=9)

Onbekend (N=4)

Vocht in de microfoon

6%

11%

25%

Vocht in de processor

12%

22%

0%

Andere oorzaak, namelijk:

82%

67%

75%

Tabel 9.4.2.1: Wat was de oorzaak van het uitvallen van de processor? – Andere oorzaak, namelijk:

Antwoord

Aantal

Eventuele opmerking

Stuk

7

 

Vocht

6

 

Zendspoel / Zender stuk

5

 

Problemen met processor/accu

5

 

Gevallen

4

 

Storing

3

 

Problemen met magneet

3

 

Softwareprobleem

3

 

Weet ik niet (meer)

33

 

Overig

19

Zaken die minder dan 3x genoemd
zijn

Aan de respondenten bij wie de processor wel eens is uitgevallen is ook gevraagd hoeveel dagen ze gemiddeld moesten wachten op een nieuwe processor. Deze vraag is door 113 respondenten beantwoord. 30 respondenten gaven aan dat de processor meteen gewisseld is, 32 respondenten hebben één dag gewacht en 24 respondenten hebben twee dagen gewacht. De overige respondenten moesten drie dagen of langer wachten op hun nieuwe processor. Gemiddeld moest een respondent 6,6 dagen wachten, al wordt dit gemiddelde vooral omhooggehaald door één iemand die aangaf 114 dagen te hebben gewacht en één iemand die aangaf 333 dagen te hebben gewacht.

 Tabel 9.4.3: Ondervond u problemen in uw thuissituatie door het uitvallen van de processor?

 

Volwassenen (N=102)

Jeugd (N=9)

Onbekend (N=4)

Geen probleem

30%

22%

0%

Enigszins een probleem

25%

11%

25%

Matig probleem

19%

44%

0%

Ernstig probleem

20%

11%

50%

Zeer ernstig probleem

6%

11%

25%

 

Tabel 9.4.4: Ondervond u problemen in uw werk/schoolsituatie door het uitvallen van de processor?

 

Volwassenen (N=101)

Jeugd (N=9)

Onbekend (N=4)

Geen probleem

41%

0%

25%

Enigszins een probleem

11%

22%

0%

Matig probleem

14%

22%

0%

Ernstig probleem

20%

22%

25%

Zeer ernstig probleem

15%

33%

50%

 

Tabel 9.4.5: Had het uitvallen van de processor gevolgen voor
uw persoonlijke gevoelens? (Meerdere antwoorden mogelijk)

 

Volwassenen (N=103)

Jeugd (N=9)

Onbekend (N=4)

Geen gevolgen voor persoonlijke gevoelens

29%

33%

0%

Ik raakte in paniek

17%

22%

25%

Ik voelde me weer afhankelijk van anderen

50%

67%

75%

Ik voelde me depressief

15%

0%

0%

Anders, namelijk:

13%

0%

0%

Aantal antwoorden (%)

126 (122%)

11 (122%)

4 (100%)

9.3. Problemen met uitvallen implantaat

In tabel 9.5 is te zien bij hoeveel procent van de respondenten het implantaat één of meerdere keren is uitgevallen. Deze respondenten kregen vervolgens een aantal vervolgvragen voorgelegd, waarvan de antwoorden in tabel 9.5.1 tot en met en tabel 9.5.4 worden getoond.

 

Tabel 9.5: Is het implantaat wel eens uitgevallen?

 

Volwassenen (N=371)

Jeugd (N=17)

Onbekend (N=20)

Nee

90%

76%

85%

Ja, dit is 1 keer gebeurd

5%

6%

10%

Ja, dit is 2 keer gebeurd

1%

6%

0%

Ja, dit is vaker dan 2 keer gebeurd

3%

12%

5%

 

Tabel 9.5.1: Wat was de oorzaak van het uitvallen van het implantaat?

 

Volwassenen (N=34)

Jeugd (N=3)

Onbekend (N=3)

Mechanisch defect

32%

0%

0%

Oorzaak onbekend

24%

67%

67%

Andere oorzaak, namelijk:

44%

33%

33%

 

Tabel 9.5.2: Ondervond u problemen in uw thuissituatie door het uitvallen van het implantaat?

 

Volwassenen (N=34)

Jeugd (N=3)

Onbekend (N=3)

Geen probleem

29%

33%

0%

Enigszins een probleem

12%

0%

0%

Matig probleem

24%

33%

33%

Ernstig probleem

24%

33%

0%

Zeer ernstig probleem

12%

0%

67%

 

Tabel 9.5.3: Ondervond u problemen in uw werk/schoolsituatie door het uitvallen van het implantaat?

 

Volwassenen (N=34)

Jeugd (N=3)

Onbekend (N=3)

Geen probleem

47%

0%

0%

Enigszins een probleem

3%

33%

0%

Matig probleem

9%

0%

33%

Ernstig probleem

26%

33%

0%

Zeer ernstig probleem

15%

33%

67%

 

             

Tabel 9.5.4: Had het uitvallen van het implantaat gevolgen
voor uw persoonlijke gevoelens? (Meerdere antwoorden mogelijk)

 

Volwassenen (N=34)

Jeugd (N=3)

Onbekend (N=3)

Geen gevolgen voor persoonlijke gevoelens

29%

33%

0%

Ik raakte in paniek

21%

33%

67%

Ik voelde me weer afhankelijk van anderen

32%

67%

33%

Ik voelde me depressief

18%

33%

0%

Anders, namelijk:

21%

0%

33%

Aantal antwoorden (%)

41 (121%)

5 (167%)

4 (133%)

Respondenten kregen de mogelijkheid om hun antwoorden op de vragen over het uitvallen van het implantaat toe te lichten (niet verplicht). In totaal hebben 11 respondenten een toelichting gegeven.

10. Service CI-Centrum

Tabel 10.1 geeft weer in hoeverre men tevreden is over het CI-centrum. Het grootste deel van de respondenten is
(zeer) tevreden. Bij de groep volwassenen is 3% (zeer) ontevreden, bij de groep jeugd 6%.

 

Tabel 10.1: Bent u tevreden of ontevreden over de service van het CI-centrum?

 

Volwassenen (N=369)

Jeugd (N=16)

Onbekend (N=20)

Zeer tevreden

46%

44%

40%

Tevreden

42%

38%

55%

Niet tevreden, niet ontevreden

10%

13%

5%

Ontevreden

2%

6%

0%

Zeer ontevreden

1%

0%

0%

 

In vergelijking met het onderzoek van 2016 zijn er relatief iets minder (zeer) tevreden respondenten. Uit tabel 10.2 blijkt dat dit deels het gevolg kan zijn van de coronacrisis.

 

Tabel 10.2: Is uw antwoord op de vorige vraag beïnvloed door de coronacrisis?

 

Volwassenen (N=369)

Jeugd (N=16)

Onbekend (N=20)

Ja

9%

6%

20%

Nee

91%

94%

80%

 

Aan de respondenten die ‘Ja’ kozen bij bovenstaande vraag, is vervolgens gevraagd of ze kunnen aangeven wat daar de reden van is. 32 respondenten gaven een toelichting op deze vraag.

Tabel 10.3 t/m 10.5 gaan over de bereikbaarheid van het CI-team.

 

Tabel 10.3: Wat vindt u van de bereikbaarheid van het CI-team in urgente situaties?

 

Volwassenen (N=369)

Jeugd (N=16)

Onbekend (N=20)

Goed bereikbaar

54%

75%

45%

Slecht bereikbaar

5%

0%

20%

Weet ik niet/ geen urgente situatie meegemaakt

41%

25%

35%

 

Tabel 10.4: Is het mogelijk om tijdens het weekend of tijdens vakantiedagen service te ontvangen van het CIteam?

 

Volwassenen (N=369)

Jeugd (N=16)

Onbekend (N=20)

Ja

14%

31%

5%

Nee

12%

13%

20%

Weet ik niet

75%

56%

75%

 

Tabel 10.5: Is er een vakantieservice voor
reserveonderdelen zoals een microfoon,

 kabels en leen

processor?

 

Volwassenen (N=369)

Jeugd (N=16)

Onbekend (N=20)

Ja

18%

13%

20%

Nee

5%

6%

20%

Weet ik niet

77%

81%

60%

Uit tabel 10.3 blijkt dat slechts 5% van de groep volwassenen en zelfs niemand uit de groep jeugd vindt dat het CI-team slecht bereikbaar is in urgente situaties. Uit tabel 10.4 blijkt dat de bereikbaarheid iets minder goed is in het weekend of tijdens vakantiedagen; 12% van de groep volwassenen en 13% van de groep jeugd geeft aan dat het tijdens deze dagen niet mogelijk is om service te ontvangen. Hierop aansluitend geeft 5% van de groep volwassenen en 6% van de groep jeugd aan dat er geen vakantieservice is. Opvallend bij deze laatste twee vragen is dat de meerderheid van de respondenten het antwoord op deze vragen niet weet.

Respondenten kregen de mogelijkheid om hun antwoorden op de vragen over de bereikbaarheid van het CI-team toe te lichten (niet verplicht). In totaal hebben 97 respondenten een toelichting gegeven.

11. Tot slot

Respondenten kregen aan het einde van de vragenlijst de mogelijkheid opmerkingen naar aanleiding van de vragenlijst te plaatsen. In totaal hebben 116 respondenten hier gebruik van gemaakt.