Beknopte geschiedenis van het Cochleair Implantaat

Puur toeval
De ontdekking dat elektrische stimulatie van het auditieve systeem een geluidservaring kan opwekken werd al gedaan in 1790. De Italiaanse natuurkundige Alessandro Volta, ontwikkelaar van de elektrische batterij, ontdekte bij toeval dat elektrische stimulering van de gehoorzenuw geluid kon nabootsen. Hij plaatste metalen staven op zijn eigen oren en verbond deze met een 50-volt circuit. Hij ervoer een schok en hoorde een geluid ‘als een dikke kokende soep’. Daarna werden er sporadisch andere experimenten uitgevoerd, tot de uitvinding van het elektrische (geluidsversterkende) hoortoestel in het begin van de 20ste eeuw.

Eenkanaals implantaat
In 1957 kwamen de Franse artsen André Djourno en Charles Eyries erachter dat een implantaat dat ze hadden ontwikkeld, de gezichtsverlamming van iemand door elektronische stimulatie weg kon werken. Tijdens de operatie kwam de gehoorzenuw bloot te liggen, daarop plaatsten zij elektroden. De patiënt in kwestie, die ook doof was, rapporteerde dat hij een geluid ervoer ‘als een roulettewiel’ of ‘als een krekel’. Spraakverstaan was echter totaal onmogelijk. Omdat het implantaat maar één kanaal had, gaf het informatie door over de sterkte en de duur van geluiden, maar niet over de inhoud ervan.
Zie voor meer informatie over dit tijdvak het artikel Geschiedenis van het Cochleair Implantaat elders op onze website.

In 1961 vertaalde de Amerikaanse arts William F. House als eerste de het elektronisch geluid van Djourno’s implantaat naar mechanische vibraties. Hij ontwikkelde een apparaat met één kanaal, dat hij bij drie patiënten liet implanteren. Dit implantaat was ontwikkeld voor ondersteuning bij spraakafzien. Deze implantaten gingen echter relatief snel kapot, maar werden ook verwijderd vanwege genezingsproblemen. Gedreven door de miniaturisatie van elektronica en de komst van meer geschikte plastic materialen voor chirurgie besloot House zijn implantaat opnieuw te ontwikkelen. In 1968 slaagde House hierin; zijn nieuwe implantaat werd veel minder snel door het lichaam afgestoten.
In feite waren deze artsen de grondleggers van het cochleair implantaat. Dit is de start geweest voor de verdere ontwikkeling van het CI.

Meerkanaals implantaat
In de jaren zestig plaatsten onderzoekers meervoudige elektroden in het slakkenhuis. De techniek werd geleidelijk verfijnd. Vanaf 1967 ontwikkelde de Australische professor Graeme Clark van de Universiteit van Melbourne en grondlegger van fabrikant Cochlear, een meerkanaalsimplantaat. De cochlea werd hiermee door meerdere kanalen op diverse plaatsen gestimuleerd. Tegenwoordig zijn er apparaten met 24 kanalen.

Dit apparaat werkt niet als een geluidsversterker zoals een hoortoestel, maar stimuleert direct de hersengebieden waar horenden geluid verwerken. In 1978 was hij zo ver dat het ook geplaatst kon worden bij een mens. In 1987 werd een toenmalig vierjarig meisje geïmplanteerd. Deze vrouw heeft nog steeds hetzelfde implantaat. Tegelijkertijd werd in Oostenrijk door Erwin Hochmaier en zijn vrouw Ingeborg het merk MedEl opgericht. Zij plaatsten al snel een implantaat met 8 kanalen.

In 1984 keurde de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) een apparaat goed voor gebruik door laatdove volwassenen van 18 jaar en ouder.
In 1990 vond de FDA het apparaat geschikt voor toepassing bij kinderen vanaf 2 jaar, in 1998 werd de grens verlaagd naar 18 maanden en in 2002 naar 1 jaar. Het inwendige onderdeel van een CI is al geschikt voor baby’s van 6 maanden oud en worden in de VS ook al als zodanig toegepast. In Nederland gebeurt dit tegenwoordig soms ook. Buiten de VS is een CI al eens geïmplanteerd bij een baby van 3 maanden oud.

In 1993 werd het bedrijf Advanced Bionics opgericht, dat zich ook toelegde op CI’s. In 2013 nam Oticon het Franse CI-bedrijf Neurelec over en dit leidde tot de vierde CI-producent in Nederland: OticonMedical.
De eerste CI-gebruikers hadden een grote kast aan een riempje of tasje nodig. De ontwikkelingen gingen echter erg snel. Vanaf 1996 kwam er steeds betere en ook kleinere apparatuur in de vorm van achter-het-oor-toestellen beschikbaar.

Een Engelstalige uitleg over de ontwikkeling van implantatie vanaf 1957 tot de tegenwoordige tijd en enkele afbeeldingen van vroegere CI’s zijn te vinden op deze website (klik).

Het CI in Nederland
In 1985 werd in Nederland het eerste implantaat bij een volwassene geplaatst in het UMCU. De voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen waren veel strenger dan tegenwoordig. Je moest vrijwel volledig doof zijn om ervoor in aanmerking te komen. Die criteria zijn in de loop der jaren versoepeld: er mag tegenwoordig ook nog restgehoor zijn. Draag je aan het tweede oor een hoortoestel, dan is dat geen belemmering; er wordt gekeken naar het totale gehoorverlies.
In 1992 kreeg het eerste kind in Nederland een CI in het Radboud UMC.

Aantal gebruikers van een CI
In 2016 waren er wereldwijd 550.000 CI-gebruikers, van wie 7500 in Nederland.
Eind 2019 stond het totale aantal CI-operaties in Nederland vanaf het begin (1985) op 8737. Dat gebeurde bij 2733 kinderen en 6004 volwassenen. 839 personen werden aan twee kanten (bilateraal) geïmplanteerd en bij 288 personen is een herimplantatie uitgevoerd. Dit betekent dat 7610 personen tot en met 2019 één of twee cochleaire implantaten hebben ontvangen.