Geschiedenis van het Cochleair Implantaat

Op 25 februari is het weer Wereld CI dag! Op deze dag is zowel nationaal als internationaal veel aandacht voor het CI en haar gebruikers. De European Association of Cochlear Implant Users (EURO-CIU) beschrijft in het kader van de Wereld CI dag op haar website de geschiedenis van het CI.

De vrije vertaling door OPCI kunt u hieronder lezen. Voor de originele tekst verwijzen wij u graag naar de website van EURO-CIO (http://eurociu.org/). In Nederland behartigt OPCI de belangen van mensen met een cochleair implantaat. Tevens geeft zij voorlichting en draagt zij zorg voor lotgenotencontact voor mensen die een cochleair implantaat hebben of dit overwegen.

De eerste stappen naar het cochleair implantaat

De belangstelling voor een elektrische methode voor het stimuleren van het gehoor was al actueel aan het einde van de 18e eeuw, toen Alessandro Volta (plaatje boven) de elektrolytische cel ontdekte. Volta was de eerste die het gehoorsysteem elektrisch stimuleerde, door twee metalen staven, gekoppeld aan een batterij van ongeveer 50V, in zijn oren te stoppen. Hij ervoer het gevoel van ‘une secousse dans la tête (“een dreun in het hoofd”), gevolgd door een geluid dat vergelijkbaar is met kokende dikke soep. Volta’s observatie leidde in de jaren daarna tot sporadische pogingen om het fenomeen verder te onderzoeken. De ervaringen van de testpersonen waren dat het resultaat kortstondig was en er ontbrak klankkwaliteit.

 

Charles Eyriès

André Djourno

De eerste toepassing

André Djourno en Charles Eyriès worden gezien als de grondleggers van het toepasbare cochleaire implantaat. Djourno, een Algerijnse arts, vestigde zich in 1935 in Parijs en legde zich daar toe op vernieuwend psychologisch onderzoek in samenhang met toepassingen van elektriciteit. Hij experimenteerde op dieren met elektrische spoelen om de zenuwen te kunnen stimuleren met als uiteindelijk doel om mensen te helpen die door polio een verlamde ademhaling hadden. Zijn idee was ook dat met deze techniek een mogelijkheid kwam om bij dove mensen de gehoorzenuw te kunnen stimuleren.

Eyriès was een bekwame oorarts en ontmoette Djourno in 1957. Eyriès had een 50-jarige patiënt met hoorproblemen die als gevolg van eerdere operaties zowel links als rechts volledig doof was geworden en volledige aangezichtsverlamming had opgelopen. Om met name de aangezichtsverlamming te verhelpen opereerde Eyriès de patiënt door middels elektrische stimulatie de verlamming te verhelpen. Bij het testen gaf de patiënt aan ook iets te horen als de elektriciteit geactiveerd werd. De patiënt zelf – een ingenieur – vroeg Eyriès of er mogelijkheden waren om ook iets aan zijn doofheid te kunnen doen middels elektrische stimulatie. Eyriès was bekend met Djourno’s werk en besloot om hem te bezoeken in 1957. Djourno besloot Eyriès te helpen en ontwierp een geschikte spoel die geplaatst kon worden.

De plaatsing van het eerste cochleair implantaat is uitgevoerd op 25 februari 1957. Direct daarna is een wetenschappelijk artikel geschreven over de ervaringen met het inbrengen van dit implantaat en het resultaat dat dit gaf.

Aan het begin van de operatie bleek de schade aan het binnenoor zo groot, dat de artsen hebben getwijfeld om het implantaat te plaatsen. Om psychologische redenen van de patiënt en het feit dat ze toch een klein gedeelte van de gehoorzenuw konden identificeren, is de elektrode alsnog verbonden. Djourno ontwikkelde een versterker die verbonden was met het uitwendige spoel, zodat de eerste tests gedaan konden worden. De resultaten van dit eerste implantaat werden door de patiënt omschreven als het geluid dat krekels maken. Hoe dichter het uitwendige spoel bij het implantaat werd gehouden, des te harder klonk het geluid en werd het meer als een piepend wiel ervaren. Na een aantal maanden werd de spoel gekoppeld aan een microfoon en dat leidde heel af en toe tot spraak herkenning.

Na ongeveer 6 maanden begaf helaas de bedrading van de inwendige electrode het en werkte het niet meer. Opnieuw werd een implantaat ingebracht en deze werkte vergelijkbaar. De patiënt hield van het luisteren naar conversaties die om hem heen plaatsvonden en zelfs van het geluid van een deur dat open en dicht ging. Ook kreeg hij wat van zijn gezichtsspieren terug. Helaas stopte ook deze elektrode er na een tijd weer mee. Door gezondheidsklachten van de patiënt durfde Eyriès het niet aan om nogmaals te opereren. Uiteindelijk stierf de patiënt 20 maanden na zijn eerste CI operatie aan een hartaanval.

Djourno en Eyriès zagen commerciële mogelijkheden, maar Djourno weigerde er patent op te nemen omdat het dan mogelijk niet voor algemeen belang zou kunnen worden toegepast. Er werd nog een implantaat gemaakt en bij een tweede patiënt (een Vietnamese vrouw) geplaatst. Helaas was de keuze van de patiënt wat ongelukkig en was deze ook onvoldoende geïnformeerd over te verwachten resultaten waardoor de resultaten minder goed bruikbaar waren voor rapportage.

Djourno ging verder met zijn experimenteel onderzoek en gaf de noodzaak aan voor frequentiediscriminatie, het differentiëren tussen geluiden in verschillende frequenties en het verzenden van deze geluiden door gescheiden elektrodes. Hij maakte een apparaat dat de verschillende spraakfrequenties differentieerde en hij analyseerde deze. De verschillende frequenties werden in verschillende elektrodes gezet: het was dus het prototype met alle eigenschappen van de multi-kanaals cochleair implantaat. Hoewel Djourno veelbelovende experimenten tot stand heeft gebracht kwam het niet tot een doorbraak en verder onderzoek vanwege gebrek aan financiering. Hij stopte daarom met zijn onderzoek, maar had goede hoop dat andere wetenschappers op zijn werk zouden voortbouwen.